21 september 2018

Afscheid

De ogen van mijn moeder draaien weg.
Ze kijkt zonder te zien langs mij heen.
De kleur verdwijnt uit haar gezicht.
Daar gaat ze, denk ik.
Gedachten schieten door mijn hoofd.
Heb ik genoeg gedaan? Is alles gezegd?

Het is een avond in september. Mijn moeder zit in haar nachtpon op de rand van het bed. Ik wil net de armen om haar heen doen om haar in bed te leggen als ik haar zie wegglijden. Ik voel dat ik er niet klaar voor ben.
Tegelijkertijd  realiseer ik me dat het daar niet om gaat. Mijn moeder bepaalt wanneer het haar tijd is. Het is mijn taak haar te helpen als het zover is.
Tegenhouden is het tegenovergestelde van helpen.

 

 

De afgelopen vijf jaar ben ik het noodlot te snel af geweest.
Ik kocht extra tijd.
Dit voorjaar ben ik wakker geschud.
Door blaasontstekingen die moeilijk te bestrijden waren bijvoorbeeld.
Ik ben gewaarschuwd. Ben ook in actie gekomen. Mensen staan klaar om te helpen bij de laatste levensfase.
Ik heb gesprekken gevoerd met de huisarts, een uitvaartverzorger gekozen, een deskundige op het gebied van terminale zorg in de arm genomen.
Ik schafte een busje aan om mijn moeder naar plekken te brengen waar je zonder vervoer niet komt.
We bezochten mijn tante in Leeuwarden. We reden door de bossen van Hoog-Soeren en over de heide bij Assel. We zaten op terrassen in Zutphen, Deventer en Arnhem.

Ik zie hoe ‘haar meisjes’ rond het bed staan en zitten. Ik voel zoveel liefde in die kamer

Pieternel en ik leggen mijn moeder in bed.
Ik vraag mijn moeder of ik een dokter moet bellen.
Ze schudt haar hoofd.
Ik zet zachte muziek op.
Steek kaarsjes aan en zit tot diep in de nacht naast haar bed.
Ze gaapt.
En ineens is ze in diepe slaap.
Het voelt veilig en ik zoek mijn bed even op.
De volgende ochtend rent Pieternel voor mij uit naar de slaapkamer van mijn moeder.
Mijn moeder is ver weg. Eén oog kijkt mij aan. Dat wel.
Ze wil in bed blijven.
De medicijnen en het ontbijt komen eruit.
De huisarts arriveert op haar vrije dag.
Er zit iets bij de longen.
Als ze weg is, maak ik contact met mijn moeder.
Een longontsteking is een zachte dood voor ouderen. Zeggen ze.
Ik vraag mijn moeder of zij behandeld wil worden.
Mijn moeder knikt.
Ik herhaal de vraag. Want ik wil haar geen woorden in de mond leggen.
Ze knikt en kijkt mij aan met twee ogen.
In de loop van de dag licht ik alle leden van ons team persoonlijk in.
Sommigen zijn voor hun werk ver weg. Maar in de loop van de middag en avond komen ze allemaal.
Ik kijk door de slaapkamerdeur en zie hoe ‘haar meisjes’ rond haar bed staan en zitten.
Hoe voelbaar de liefde in de kamer is.
En dat ik er niet alleen voor sta.
De tranen lopen over mijn wangen.

Mijn moeder wil uit bed. We zetten haar in de stoel. Ik vraag of ze wil eten.
Ja, dat wil ze. Ik kook een warme maaltijd. Die eet ze helemaal op.
En een toetje.
Wat een sterke vrouw.
We hebben nog even blijkbaar.
De verjaardag van Pieternel komt eraan.
En er staat nog iets op stapel wat mijn mooie, sterke moeder heel graag wil.
Vanaf deze dag zeg ik mijn moeder iedere dag dat ik veel van haar hou.
En nog meer wat gezegd moet worden.
Heb je gehoord wat ik zeg?
Mijn moeder knikt en geeft mij de woorden terug.
Dat ik veel van je hou.

 

 

Ik weet dat ik het noodlot niet moet tarten.
Ik voel dat dit de laatste waarschuwing is.
En nee, ik heb nog niet alles tegen mijn moeder gezegd.
Godzijdank, er is nog tijd.

Waarom blijf je zo vechten?

Mijn moeder bepaalt wanneer zij gaat.
Het is mijn taak om haar als het zo ver is alle ruimte te geven.
Te zorgen dat zij onbelemmerd aan haar laatste reis kan beginnen.
Dat zij niet vanwege mij nog moet vasthouden aan het leven als het klaar is.

Pieternel vroeg haar: Waarom blijf je zo vechten?
Voor Wiepke, zei ze.

Ik realiseer me ineens dat die ijzersterke mentaliteit die ik sinds ik voor haar zorg iedere dag bij haar zie mede is ingegeven door haar liefde voor mij.
Dat is na al die jaren een nieuw inzicht.

We hebben nog even.
Ik weet niet hoe lang.
Mijn moeder bepaalt wanneer het genoeg is.
Ik weet nu dat mijn moeder dat ook zal aangeven.
Ik zal haar zeggen dat ik van haar hou en dat ik haar in liefde loslaat.
Dat wij de afgelopen jaren beiden onze ziel tot rust hebben gebracht.
Dat ik onze levensloop ten volle begrijp.
Dat alles goed is.
Dat ik trots op haar ben en dat we samen in het licht staan.
En dat ik haar ziel voor altijd bij me zal dragen.
Net als die van mijn vader en mijn zusje.
Dat ik deze woorden kan uitspreken is het grote geschenk van vijf jaar zorg voor mijn moeder.

Om met mijn moeder te spreken:
‘Achter de wolken schijnt toch de zon.’

 

                                                                                      Deze foto’s zijn gemaakt door Susanne en Pieter